Werkblad 4.2: Een absorptiefotometer voor instructie op school (6/6)
Meting van fluorescentie
De fotometer kan emissiespectra van fluorescerende stoffen meten in de intensiteitsmodus. In dit geval worden
de metingen niet uitgevoerd met doorvallend licht zoals bij fotometrie; de helderheid van het doorvallende
licht is zo hoog dat de overlappende maar vrij zwakke fluorescentie niet zou worden gedetecteerd. Omdat
fluorescentie in alle richtingen wordt uitgezonden, wordt deze het best gemeten in een hoek van 90° ten
opzichte van de prikkelende lichtstraal, die dan niet meer irriteert.


Omdat de helderheid bij deze metingen erg klein is, wordt een vezel gebruikt met een grotere kerndiameter dan bij fotometrie (als we het hebben over de diameter van de lichtgeleidende vezelbundel). De vezels voor fotometrie res. fluorescentie hebben een kerndiameter van 50 μm res. 400 μm, waardoor licht met een 64 keer hogere efficiëntie kan worden gedetecteerd.
Het bereik van de intensiteitsschaal moet echter worden verkleind tot ongeveer 10000 counts om de zwakke
fluorescenties te tonen. De donkere stroom van ongeveer 1000 counts beïnvloedt de gegevens duidelijk en moet
daarom altijd apart worden gemeten en vervolgens uit de gemeten spectra worden getraceerd.